De Ellendigen.
Snelpersdruk van H. C. A. Thieme teNijmegen.
Op een schoonen Mei-morgen van het vorige jaar (1861)kwam een voetreiziger, hij die deze geschiedenis verhaalt, van Nivellesen ging naar La Hulpe. Hij wandelde tusschen twee rijen boomen, overeen breeden straatweg, die zich over heuvelen kronkelt, welkeachtereenvolgens den weg doen rijzen en dalen, en als ontzaglijkegolven vormen. Hij was reeds voorbij Lillois en Bois-Seigneur-Isaac. Inhet westen zag hij den met leien gedekten kerktoren vanBraine-l’Alleud, die den vorm van een omgekeerde vaas heeft.Achter hem lag, op een hoogte, een bosch, en op den hoek van eendwarsweg, naast een vermolmden kruispaal met het opschrift: Ancienne barrière No. 4, lag een herberg, op welkervoorgevel geschreven stond: Au quatre vents. Echabeau,café de particulier.
Een kwartier voorbij deze herberg, kwam hij in een klein dal,waarvan het water door een boog onder den weg loopt. De groep vanafzonderlijk staande, maar zeer lommerrijke boomen, welke aan de eenezijde van den straatweg het dak vullen, strekken zich aan de anderezijde, over weiden, bevallig maar ordeloos naar Braine-l’Alleuduit. Dáár, ter rechterzijde, aan den kant van den weg,stond een herberg, voor welke men een wagen met vier wielen, eengrooten bundel hop-staken, een ploeg, een hoop dorre struiken bij eengroene haag, kalk, die in een kuil rookte, en een ladder tegen een oudeschuur kon zien. Een jonge deern was bezig een veld te wieden, waar eengroot geel biljet, waarschijnlijk de aankondiging van de een of anderekermis-vertooning, in den wind fladderde. Om den hoek der herberg liep,bezijden een waterplas, waarin een troep eenden zwommen, een slechtgeplaveid pad door het kreupelhout. De wandelaar sloeg dit pad in.
Na een honderd schreden te hebben gedaan en langs een muur uit de15de eeuw te zijn gekomen, die in een spitse [8]laag vanoverdwars gelegde steenen uitliep, bevond hij zich voor een grootegewelfde poort in den strengen bouwstijl van Lodewijk XIV. Een statigevoorgevel verhief zich boven deze poort, en was door rechthoekige murendaar genoegzaam mede verbonden. Op de weide voor de poort lagen drieeggen, door welke allerlei Mei-bloemen haar hoofden uitstaken